Üben
TAALKUNDIG ontleden
1 Lidwoord
Deklination: männlich, weiblich, sächlich oder Plural? >>>>>
Welcher Fall ist richtig: 1 / 2 / 3 / 4? >>>>>
2 Zelfstandig naamwoord
3 Bijvoeglijk naamwoord
3 1 Stellende trap >>>>>
3 2 Vergrotende trap >>>>>
3 3 Overtreffende trap >>>>>
3 4 Der-
4 Werkwoorden
4 1 Infinitief >>>>>
4 2 Stam >>>>>
4 3 Persoonsvorm
4 4 Deelwoorden
4 5 Tijden
Präteritum >>>>>
Perfekt >>>>>
4 5 Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden
4 6 Zelfstandige werkwoorden
4 7 Hulpwerkwoorden
4 8 Koppelwerkwoorden
5 Voornaamwoorden
5 1 Persoonlijke voornaamwoorden
Ich, mir oder mich? >>>>>
Du, dir oder dich? >>>>>
Er, ihm oder ihn? >>>>>
5 2 Bezittelijke voornaamwoorden
5 3 Aanwijzende voornaamwoorden
5 4 Vragende voornaamwoorden
5 5 Betrekkelijke voornaamwoorden
5 6 Onbepaalde voornaamwoorden
5 7 Wederkerende voornaamwoorden
5 8 Wederkerige voornaamwoorden
6 Bijwoord
7 Voorzetsel
8 Voegwoord
9 Telwoord
10 Tussenwerpsel
REDEKUNDIG ontleden
11 Onderwerp
12 Gezegde
12 1 Werkwoordelijk gezegde
12 2 Naamwoordelijk gezegde
13 Lijdend voorwerp
14 Meewerkend voorwerp
15 Zinsdelen met een voorzetsel
15 1 Voorzetselvoorwerp
15 2 Bijwoordelijke bepaling
16 Bijvoeglijke bepaling
© 2022 -
Grammatik